Op 28 februari jl. publiceerde het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties (VN) het rapport: ‘Climate Change 2022: Impacts, Adaptation and Vulnerability’, over de effecten van klimaatverandering en de mogelijkheden voor aanpassing (adaptatie). Op 4 april jl. verscheen het IPCC-rapport ‘Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change’ over mitigatieopties. De rapporten benadrukken, nog nadrukkelijker dan eerdere rapporten, de noodzaak van het beperken van de opwarm-ing van de aarde aan het einde van deze eeuw tot 1,5 graden ten opzichte van het pre-industriële niveau. Daarmee is een wereldwijde klimaatbestendige adaptatie urgenter dan ooit. Voor Nederland als laaggelegen delta van existentieel belang. Dit artikel laat zien waar we nu staan in Nederland. OTAR sprak met Jos van Alphen, Annemiek Roeling en Saskia van Gool respectievelijk werkzaam bij de staf van de deltacommissaris, het Directoraat Generaal Water en Bodem van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving.
Deltaprogramma voor waterveiligheid
Nederland is een laaggelegen land met veelwater. Daar ontlenen we voor een niet onbelang-rijk onze welvaart aan. Waterveiligheid heeft daarom in Nederland permanente aandacht.
Die aandacht heeft in de historie twee keergeleid tot de instelling van een Deltacommissie.
Na de watersnoodramp van 1953, en in 2007 voor een advies over de waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. De Delta-commissie van 2007 stond onder leiding van oud-minister Cees Veerman. Het rapport ‘Samen werken met water’ resulteerde in het nationaal Deltaprogramma van nu, inclusief deltacommissaris en het Deltafonds. Het nationaal Deltaprogramma moet Nederland be-schermen tegen hoogwater en overstromingen,zorgen voor voldoende zoetwater en moet bijdragen aan een klimaatbestendige en water-robuuste inrichting van ons land.
Kennisprogramma Zeespiegelstijging
Het IPCC rapport geeft aan dat de zeespiegel-stijging in 2100 groter kan zijn dan de 1 meter die het Deltaprogramma momenteel als boven-grens hanteert. In 2019 namen de minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de delta-commissaris het initiatief voor het Kennis-programma Zeespiegelstijging. Hierin werken overheden, kennisinstellingen, bedrijven, plannenmakers en maatschappelijke organi-saties de komende jaren samen aan nieuwe kennis over zeespiegelstijging en de mogelijke gevolgen voor waterveiligheid en zoetwater-beschikbaarheid. Het doel is de kennis over de stijgende zeespiegel te verbeteren, in kaart te brengen wat de houdbaarheid en oprek-baarheid is van de huidige deltabeslissingen en strategieën, en te verkennen wat de mogelijke handelingsperspectieven zijn voor de lange termijn. Onderdeel van het Kennis-programma is ook het verkennen van ruimtelijkereserveringen die nodig kunnen zijn om opties voor de lange termijn open te houden. Het kennisprogramma levert belangrijke beslis-informatie voor de volgende herijking van het Deltaprogramma in 2026.
Jos van Alphen: “Het Kennisprogramma richt zich op de effecten van zeespiegel-stijging en de mogelijke maatregelen, zodat met de herijking van 2026 verantwoord kan worden gezegd wat er nodig is om op zeespiegelstijging voorbereid te zijn. Annemiek Roeling: “We kijken vanuit het huidige watersysteem wat er gebeurt als de zeespiegel in diverse scenario’s stijgt. Ook kijken we naar de verre toekomst en naar de oplossingsmogelijkheden die er dan zijn. Door die twee te combineren proberen we grip te krijgen op wanneer we beslissingen moeten nemen, welke be-slissingen we als eerste moeten nemen en hoeveel tijd we nog hebben om die beslissingen uit te voeren. Voor water-veiligheid is ook de ontwikkeling van de rivierafvoeren van belang. Daar wordt een gevoeligheidsanalyse naar gedaan. Als de zeespiegel stijgt en de rivierafvoeren nemen toe dan stijgt de waterstand op de rivieren en dat heeft weer gevolgen voor de noodzakelijke hoogte van onze rivierdijken.” Saskia van Gool: “Onze invalshoek is zeespiegelstijging, maar we kijken wel naar het gecombineerde effect van hoge en lage rivierafvoeren met zeespiegelstijging. Zo nemen we droogte mee. Met behulp van een zogenaamd ‘Duidingskader’ brengen we in beeld wat de houdbaarheid is van de huidige strategieën ten opzichte van de verschillende scenario’s van zee-spiegelstijging. Uiteindelijk is het een bestuurlijke en maatschappelijke keuze: wat is het ons waard?”
Annemiek Roeling: “Het IPCC-rapport is gebaseerd op de wetenschappelijke publicaties van de afgelopen jaren. Het geeft de lijn van voortschrijdend inzicht waarover internationaal consensus is. Daarmee is het voor ons geen gamechanger, maar een bevestiging van het belang van onze aanpak. Het rapport is het vertrekpunt voor de scenario’s die worden onderzocht.” Jos van Alphen: “Cruciaal voor de hoogte van de zeespiegelstijging is de vraag: gaat er landijs smelten op Antarctica, en zo ja: wanneer gebeurt dat? Als we de CO2-uitstoot volgens de afspraken van Parijs kunnen beperken tot 1,5 à 2 graden, dan gebeurt er op Antarctica waarschijnlijk niet zo veel om ons zorgen over te maken. Gaat de opwarming echter naar de 4 graden, dan gaat ook het landijs op Antarctica sneller smelten en treedt er een versnelling op in de stijging van de zeespiegel. In een pessimistisch scenario zou dat in de tweede helft van deze eeuw al kunnen gebeuren.” Saskia van Gool: “We rekenen met zee-spiegelstijgingen van een halve meter, een, twee, drie en vijf meter. Daar zijn de modellen al grotendeels voor ontwikkeld. Met die verschillende zichtwaarden rekenen we uit wat de gevolgen zijn voor het hoofdwatersysteem. Bijvoorbeeld: 1) hoe groot wordt de belasting op onze dijken? 2) hoeveel zand hebben we nodig voor kustsuppletie? En 3) wat zijn de gevolgen voor onze zoetwatervoorziening door indringing van zout via de rivieren en kwel-verzilting van onze zoetwatersystemen en zoetwaterbuffers? De vraag is tot welk niveau ons watersysteem de zeespiegel-stijging kan bijhouden en wanneer dat niet meer lukt. In dat geval zal er doorge-schakeld moeten worden naar kansrijke langetermijnoplossingen.”
VERANTWOORDE VOORBEREIDING OP ZEESPIEGELSTIJGING
Jos van Alphen: “Het programma werkt vier oplossingsrichtingen uit. De opdracht is om de vier oplossingsrichtingen zo even-wichtig mogelijk in beeld te brengen, om het gesprek – zo mogelijk gebiedsgericht – te kunnen voeren op basis van complete informatie. Er komt geen voorkeursvariant.” Saskia van Gool: “Binnen het programma proberen we de oplossingsrichtingen door te rekenen op waterveiligheid en zoet-water-consequenties. Met behulp van het ‘duidingskader’ kan dan worden aangegeven welke oplossingsrichtingen meer of minder kansrijk zijn.” Annemiek Roeling: “We weten nog niet hoe snel de zeespiegel stijgt en wanneer die stopt. Als we de doelen van Parijs realiseren blijft de zeespiegelstijging wellicht ook op de hele lange termijn beperkt tot 2 à 3 meter. Dan zijn er minder draconische maatregelen nodig dan bij 6 meter zeespiegelstijging. De eerste twee oplossingsrichtingen gaan uit van het oprekken of opschalen van be-staande maatregelen om het huidige gebied in stand te houden. Het belang-rijkste probleem wordt dan het rivierwater. Immers, door het bestaande watersysteem intact te laten, komt het water op de rivier alleen al door zeespiegelstijging hoger te staan. Dat betekent dat er vele kilometers rivierdijk moeten worden verhoogd en buitendijkse gebieden structureel onder water lopen. Om dit te voorkomen zou je rivieren moeten afsluiten, grote gemalen moeten bouwen en bergingsgebieden moeten inrichten om rivierwater tijdelijk te bergen. Een andere oplossing voor rivier-waterberging is het creëren van een groot bekken voor de kust. Daardoor worden bestaande land- en watersystemen minder belast en heb je minder pompcapaciteit nodig. In feite creëer je in zee een (deels) nieuwe kustlijn. Dat geeft ook volop voordelen tegen verzilting. Dit is technisch heel ingrijpend en heeft grote gevolgen voor het kustgebied. De laatste oplossing is om de zee meer ruimte te geven en gebiedsgericht te onderzoeken wat daarvan de consequentie en de aanvaardbaarheid is.”
Samenwerking
Concretisering van oplossingsrichtingen voor de lange termijn vindt plaats in samenwerking met partijen in de regio. Naast gebiedsgerichte bijeenkomsten zijn er ook bijeenkomsten georganiseerd waarop plannenmakers hun mogelijke oplossingen voor versnelde zeespiegelstijging presenteerden en waar experts op reflecteerden (plannenpitches). Deze plannen-pitches zijn een belangrijke stap in het verbinden van plannenmakers, kennisinstellingen en overheden die (zowel landelijk als regionaal) in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging de langetermijnoplossingen uitwerken. De gepresenteerde plannen bieden hier-voor waardevolle bouwstenen en inspiratie. In de tussentijd worden vervolgonderzoeken uitgevoerd om de plannen onderling te verbinden of beter af te stemmen op de vraagstukken van het Kennisprogramma. Denk daarbij aan het benutten van natuur-lijke sedimentatie-processen, het bergen van rivierwater of het verbinden met de ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland.
Annemiek Roeling: “We proberen de flexibiliteit in de keuze zo groot mogelijk te houden. Als we in 2050 meer inzicht hebben in de ontwikkeling van de CO2-uitstoot en wat dat betekent voor de temperatuur wereldwijd, dan kunnen we kijken welke langetermijnoplossingen op dat moment zinvol zijn. Om opties voor de lange termijn open te kunnen houden is het belangrijk de komende jaren ruimte voor aanpassingen aan het systeem te behouden. Rond waterkeringen is ruimte gereserveerd voor toekomstige dijkver-sterkingen, maar zijn die zones breed genoeg met de kennis van nu? Of het gebruik van zand bij onze kustverdediging. Nu spuiten we ieder jaar 11 miljoen kuub zand op de kust om de basiskustlijn op zijn plek te houden. Dat zand halen we uit zee. De verwachting is dat we in de toekomst meer zand nodig hebben. En hoe meer de zeespiegel stijgt, hoe meer zand we nodig hebben. Om die reden onderzoeken we of er meer gebieden moeten worden gereserveerd voor zand-winning. Nederland heeft het voordeel dat we de beschikking hebben over een groot stuk Noordzee, waar zand vandaan gehaald kan worden. Maar hoe verder weg, hoe duurder. Verder moet je uit de buurt blijven van windmolenparken. Het is dus belangrijk om tijdig na te denken over toekomstscenario’s en daar nu al de randvoorwaarden voor veilig te stellen.”
SCENARIO’S ZEESPIEGELSTIJGING LOPEN VAN 0,5 TOT 5 METER
Jos van Alphen: “Nederland heeft inter-nationale contacten met de landen rondomde Noordzee en in Europees verband. Vanuit het Deltaprogramma zijn er ook contacten met Nieuw-Zeeland. Nederland loopt voorop in hoe wij naar het probleemkijken en de voorbereiding organiseren. Tevens zijn wij al een aantal jaren bezig metonderzoek, terwijl andere landen net be-ginnen. Ieder land heeft zijn eigen specifieke kenmerken en kwetsbaarheidsprofiel. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen over-heden en private partijen verschilt per land, maar ook het niveau waarop verant-woordelijkheid is belegd. Nederland is redelijk uniek, omdat een kwart onder zeespiegelniveau ligt en zestig procent overstroombaar is. Om die reden is water-veiligheid belegd op landelijk niveau. Bij andere landen is dit vaak niet zo.”
HET SMELTEN VAN ANTARCTICA IS BEPALEND VOOR NEDERLAND
Water en bodem sturend bij ruimtelijke ontwikkelingen
In de Zuidplaspolder bij Rotterdam, de laagste polder van Nederland, bestaan plannen voor de bouw van 8.000 woning-en. Dat lijkt strijdig met het principe ‘water en bodem zijn sturend bij ruimtelijke ontwikkelingen’. Annemiek Roeling: “Kijkend naar de toekomst zien we verschillende toekomstbeelden voor ons, zowel in oplos-singsrichtingen als zeespiegelscenario’s. Het beschermingsniveau voor waterveilig-heid is in Nederland veel hoger dan voor kwetsbare gebieden in het buitenland. Juist in de kwetsbaarste gebieden zijn de eisen aan de waterkeringen het strengst. Het beschermingsniveau van keringen in West-Nederland varieert van 1: 10.000 tot 1: 100.000. Voorlopig kunnen we dit beschermingsniveau volhouden omdat de versnelling van de zeespiegelstijging pas ná 2050 wordt verwacht. Zeer extreme scenario’s gaan uit van circa twee meter in 2100. Schade wordt in diepe polderseerder verwacht van wateroverlast danvan zeespiegelstijging. Die schade is te voorkomen door nu slim te ontwerpen. De Deltacommissaris heeft recent twee keer geadviseerd over het effect van klimaat-verandering op de woningbouwopgave. De ministers van Infrastructuur en Water-staat (IenW), Volkshuisvesting en ruimte-lijke ordening (VRO) en Landbouw, natuur en voedselkwaliteit (LNV) werken die adviezen uit naar de gevolgen voor ruimte-lijke ontwikkelingen. In het landelijke gebied is de verzilting als gevolg van de zeespiegel-stijging een agendapunt. In sommige gebieden zal het moeizamer worden om zoetwaterteelt mogelijk te houden. Vanuit het kennisprogramma wordt er gekeken of het zoetwatersysteem voldoende capa-citeit heeft om verzilting tegen te gaan en om voldoende zoet water op bepaalde plaatsen te houden bij zeespiegelstijging in combinatie met een lage rivierafvoer (droogte).
Herijking in 2026
Jos van Alphen: “In 2026 is het formele moment om de koers van ons deltaprogramma bij te stellen. Momenteel is sprake van veel ruimtelijke ontwikke-lingen, zoals woningbouw, landbouw, duurzame energie en is er nu al een grote behoefte aan een langetermijnperspectief. Daarom komen we volgend jaar met een ‘tussenbalans’, waarbij we de huidige inzichten over de zeespiegelstijging en de effecten die dat heeft op waterkeringen, watervoorziening en de ruimte die daar in de toekomst voor nodig is, in beeld brengen.
Meer informatie
https://www.deltaprogramma.nl/deltaprogramma/kennisontwikkeling-en-signalering/zeespiegelstijging