![ijsselbrug_tcm26-315206 transitieprogramma](https://www.otar.nl/wp-content/uploads/2022/06/ijsselbrug_tcm26-315206-e1655291419727-696x412.jpeg)
Het transitieprogramma ‘Op weg naar een vitale infrasector’ begint vorm te krijgen, schrijft minister Mark Harbers van IenW aan de Tweede Kamer. In verschillende projecten worden inmiddels nieuwe vormen van aanbesteden en projectuitvoering gebruikt en dat levert de eerste leerervaringen op. Maar hoe deze ervaringen voldoende worden geborgd, vraagt volgens de minister nog extra aandacht.
In opdracht van Rijkswaterstaat heeft het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) in samenwerking met PricewaterhouseCoopers (PwC) een monitoringsrapport van het transitieprogramma uitgevoerd. Op basis daarvan is een geactualiseerde transitieagenda voor de komende jaren opgesteld. Beide documenten deelde de minister op 13 juni met de Tweede Kamer.
Twee-fasenproces en portfolio-aanpak
Het onderzoek laat zien dat de aanpak vanuit het transitieprogramma gunstige effecten heeft op de beoogde transitie en ook zo wordt ervaren door de markt. Zo wordt inmiddels in meer dan tien projecten gewerkt met het twee-fasenproces. Voorbeelden hiervan zijn de verbreding van de snelweg A27 Houten-Hooipolder, de renovatie van de IJsselbruggen in de A12 en de renovatie van de tunnels in de snelweg A73. Bij een aantal vervangings- en renovatieprojecten wordt gewerkt aan een portfolio-aanpak, zoals bij de renovatie van de Haringvlietbrug en de Papendrechtsebrug. Ook is een aantal onderhoudscontracten aanbesteed met verbeteringen, zoals een langere looptijd en meer oog voor de samenwerking. Onlangs werd een handreiking geïntroduceerd voor de contractuele portfolio-aanpak. Voor het twee-fasen proces is een handreiking in voorbereiding.
Bedreigingen
Het EIB waarschuwt echter voor externe invloeden (zoals veranderende regelgeving, politieke keuzes en daarmee samenhangende budgetten en schaarste of overcapaciteit in de markt) op de voortgang van experimenten en daarmee op het succes van de transitieaanpak. Bovendien is het volgens EIB en PwC nog te vroeg voor meetbare resultaten op het gebied van kostenefficiëntie, betrouwbaarheid en voorspelbaarheid van de uitvoering. Ook de langetermijneffecten op sectorniveau worden volgens de onderzoekers pas later zichtbaar.
Aanbevelingen
De onderzoekers zie volop mogelijkheden om de aanpak voor de komende jaren te versterken. Daartoe doen EIB en PwC de volgende aanbevelingen:
• Verbreding van de aanpak is wenselijk, onder meer naar andere opdrachtgevers om zo te zoeken naar mogelijke kansrijke nieuwe marktbenaderingen.
• Het is raadzaam om externe partijen, zoals toeleveranciers, gespecialiseerde onderaannemers en andere grote opdrachtgevers nader te betrekken en zo ruimte te creëren voor maatschappelijke kwaliteit op de terreinen duurzaamheid en digitalisering.
• Het is van belang om marktpartijen te blijven betrekken bij de vorderingen op het gebied van innovatie, en daarbij oog te houden voor de marktbehoefte. Een nadere uitwerking van maatregelen voor de langere termijn is hiervoor noodzakelijk, compleet met concrete doelstellingen, mijlpalen en tijdspaden.
• De voortgang op de condities in de infrasector moet nog enige jaren worden gemeten om te kunnen bepalen of de gewenste effecten zijn bereikt of dat er aanvullende acties noodzakelijk zijn.
Extra aandacht
“Deze aanbevelingen neem ik over in de geactualiseerde transitieagenda”, schrijft minister Harbers in zijn Kamerbrief. “Ik ga de komende periode door met experimenten gericht op efficiëntere en beheerste uitvoering van aanleg-, renovatie- en instandhoudingsprojecten en programma’s. En geef daarbij extra aandacht aan kennisborging binnen Rijkswaterstaat en kennisuitwisseling met andere partijen. Leerervaringen met alternatieve samenwerkingsvormen worden uitgewisseld met medeopdrachtgevers om zo de effecten in de markt te versterken.” In een volgende monitor zal ook uitgebreider onderzoek worden gedaan naar de effecten van de nieuwe samenwerkingsvormen en de (financiële) beheersing van de projecten in het transitieprogramma.
Focus verschuift
In de aanpak verschuift volgens de minister gaandeweg de focus van het doen van losse experimenten, naar het daadwerkelijk verankeren in het marktbeleid via kaders en nieuwe modelcontracten. “Waar nodig zal specifiek marktbeleid worden ontwikkeld, bijvoorbeeld voor het klimaatneutraal en circulair uitvoeren van rijksinfraprojecten en belangrijke ontwikkelingen in het domein van data en informatievoorziening, zoals datagedreven onderhoud, het op orde krijgen van areaaldata en de marktbenadering rond industriële automatisering. Dit is in lijn met de doorontwikkeling van het assetmanagementproces bij Rijkswaterstaat”, aldus Harbers.
Samenwerking
De marktpartijen die voor de monitor zijn benaderd, waarderen de inzet en de samenwerking met Rijkswaterstaat zoals die vorm krijgt in onder andere de Taskforce Infra. Binnen de Taskforce – in 2020 gestart om in te kunnen spelen op de gevolgen van corona – werken acht werkgroepen aan onderdelen van de transitieagenda, onder meer aan de nieuwe projectaanpakken en aan de analyses van de inkoopplanning die Rijkswaterstaat regelmatig publiceert. Uit het monitoringsrapport blijkt dat de samenwerking binnen de Taskforce in belangrijke mate bijdraagt aan de bekendheid van en het draagvlak voor de transitieaanpak. Binnen de Taskforce werkt Rijkswaterstaat samen met vertegenwoordigers van Bouwend Nederland, Cumela, MKB Infra, NL Digital, NL Ingenieurs, Techniek Nederland en de Vereniging van Waterbouwers.