Toen minister Harbers van IenW in maart besloot om veel aanleg van nieuwe infrastructuur uit te stellen en het geoormerkte geld te verschuiven naar onderhoud, ontstond er op het departement een grote uitdaging. Er kwam tenslotte opeens veel geld beschikbaar voor onderhoud. “We moesten goed nadenken”, zegt Jan Hendrik Dronkers, secretaris-generaal van het ministerie van IenW, in een interview met Cobouw.
Sinds september 2020 is Dronkers secretaris-generaal bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hij was tot op dat moment directeur-generaal Luchtvaart en Maritieme Zaken en loco secretaris-generaal bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Daarvoor was hij onder meer directeur-generaal Rijkswaterstaat, hoofdingenieur-directeur van de directie Noord-Holland en plaatsvervangend directeur-generaal Mobiliteit bij het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Inpakken van projecten
Door het uitstellen van aanlegprojecten bij (vaar)wegen komt tot en met 2030 zo’n 1 miljard euro per jaar extra vrij voor instandhouding. Het ministerie wil jaarlijks 3 miljard euro steken in instandhouding en renovatie. Er lopen nog gesprekken over welke projecten uitgesteld worden. De – door stikstof noodgedwongen – koerswijziging van minister Harbers in maart, leidde er op het departement toe dat veel aanlegprojecten werden ‘ingepakt’. “Zo noemen we dat hier”, verduidelijkt Dronkers in het interview in Cobouw. “De mensen die nu bezig zijn met aanlegprojecten, zowel aan de beleidskant als aan de uitvoeringskant, komen beschikbaar voor projecten in onderhoud en instandhouding. Maar dit is een nieuwe uitdaging voor het hele departement. We hebben nog niet eerder op zo’n grote schaal projecten ingepakt.”
Belastinggeld
Volgens de infratopman leidt uitstel in dit geval niet per definitie tot afstel van projecten, al geeft hij toe dat bij sommige projecten het risico van ‘veroudering’ op de loer ligt. Tegelijk stelt hij vast dat simpelweg het geld ontbreekt om álles te doen wat het ministerie zou willen en dat het daarom niet eens zo erg is dat bepaalde projecten nog eens nader worden bekeken. Bovendien heeft het inzetten op renovatie en instandhouding volgens hem een groot bijkomend voordeel: “Op deze manier blijven we, te midden van de stikstofcrisis, presteren voor de maatschappij en ziet de burger wat er met het belastinggeld gebeurt. We maken datgene wat we al hebben robuuster. En de markt valt dan niet stil. Dus het heeft eigenlijk alleen maar positieve effecten.”
Kaderrichtlijn Water
Een maand geleden maakte Bouwend Nederland bekend dat slechte waterkwaliteit de bouwsector jaarlijks 17,5 miljard euro aan omzet kan gaan kosten. Dat bleek uit onderzoek van adviesbureau Witteveen+Bos, dat voor Bouwend Nederland in kaart bracht wat de risico’s zijn voor de bouw- en infrasector als Nederland in 2027 op veel plaatsen nog niet voldoet aan de Kaderrichtlijn Water. De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) waarborgt de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa. Als Nederland in 2027 nog niet voldoet aan de KRW, kan dat betekenen dat de bouw- en infrasector 17,5 miljard euro omzet per jaar verliest, als bouwprojecten niet meer vergund kunnen worden. Het onderzoek van Witteveen+Bos zorgde voor veel commotie in de weg- en waterbouwsector.
Klimaatadaptief
Volgens Dronkers zoekt zijn ministerie nu uit wat de KRW betekent voor de uitvoering van infraprojecten. “Het is belangrijk dat wij nu gas geven, zodat we na stikstof niet weer tegen iets aan lopen waardoor allerlei dingen niet kunnen”, zegt hij in Cobouw. “In het nieuwe beleid van de regering worden water en bodem sturend voor de ruimtelijke ordening. Verder moet er niet alleen minder CO2-uitstoot vrijkomen tijdens het bouwproces, we moeten ook klimaatadaptief bouwen. Woningen en infrastructuur moeten bestand zijn tegen extreme buien. Water moet afgevoerd kunnen worden van de wegen, dus de waterafvoer moet groot genoeg zijn. Of er moeten pompen nabij opgesteld zijn. Je kunt niet meer overal verdiept gaan bouwen. Het zijn allemaal nieuwe parameters voor bouwers om rekening mee te houden in projecten, zowel bij instandhouding als nieuwe aanleg.”