Onderzoek: regie op Regionale Mobiliteitsprogramma’s moet beter

Regionale Mobiliteitsprogramma´s: impressie van straat waar fiets dominant is
Inrichting van de openbare ruimte waarbij de fiets hoofdzaak wordt en de auto bijzaak. Uit: de visie UpCycling van Movares | Beeld: Movares

Er is veel onduidelijkheid over de op te stellen regionale mobiliteitsprogramma’s (RMP’s). Deze programma’s moeten de basis vormen voor de reductie van CO2-emissie door mobiliteit. Regio’s, 28 in getal,  hebben belangrijke rol in het realiseren van deze bijdrage aan het Klimaatakkoord. Zij moeten sturing geven aan regionale mobiliteitstransitie. De vaart zit er echter nog niet voldoende in, zo blijkt  uit onderzoek door CROW en Natuur & Milieu. Er is geen helderheid over de financiën en veel regio’s kampen met een tekort aan menskracht. Het ontbreken van de beloofde regie door het Rijk zorgt dat de afspraken uit het Klimaatakkoord op lokaal niveau moeilijk uit te voeren zijn.

Natuur & Milieu vindt dat het Rijk de regio’s beter moet ondersteunen. De VNG meldt de uitkomsten van het onderzoeksrapport te herkennen. “Er is een integrale aanpak nodig die niet alleen inzet op CO2-reductie op het domein van mobiliteit, maar ook aansluit bij de verstedelijkingsopgave, economie, veiligheid en leefbaarheid”, aldus de koepel van gemeenten.
De afspraak is dat er Regionale Mobiliteitsprogramma’s komen om de afspraken uit het Klimaatakkoord op regioniveau te regelen. Nu sinds de ondertekening van het Klimaatakkoord bijna twee jaar zijn verstreken, hebben alleen de Metropoolregio Den Haag/Rotterdam en Noordoost Brabant een definitief RMP vastgesteld. Een kwart van de regio’s gebruikt eerder ontwikkelde mobiliteitsplannen als RMP, de helft is in het stadium van planvorming en een vijfde heeft geen RMP of integreert dit in een ander programma.

Moeizame start: gebrek aan menskracht en middelen
Bijna alle regio’s en gemeenten rapporteren capaciteitsgebrek. Er wordt veel gevraagd van gemeenten in de uitvoering van het Klimaatakkoord, zonder dat er extra middelen voor beschikbaar zijn. Zeker in kleinere gemeenten met bepekte formatie op het gebied van mobiliteit, is het moeilijk om de extra opdracht toe te voegen aan het bestaande takenpakket.
Er zijn tevens onduidelijkheden over de reductiedoelen op regioniveau. Het Klimaatakkoord beoogt een CO2-reductie van mobiliteit van ongeveer van 7 Mton, maar de regio’s hebben geen concrete reductiedoelstelling meegekregen van het Rijk. De informatie over huidige CO2-emissie van mobiliteit en inzicht in het CO2-effect van de voorgenomen maatregelen blijkt matig. Over de financiering van de RMP-plannen bestaat een grote informatiebehoefte bij het merendeel van de regio’s.

Gebrek aan regie
De mobiliteitstransitie overschrijdt geografische grenzen; vandaar de noodzaak aan een stelsel van afgestemde regionale mobiliteitsprogramma’s. Wanneer gemeente X bijvoorbeeld een zero-emissiezone voor stadslogistiek instelt, heeft dat gevolgen voor de laadinfrastructuur voor bestelbussen in omliggende plaatsen. Het Rijk met daarom een coördinerende en regisserende rol spelen in de ontwikkeling en implementatie van RMP’s, maar die centrale regie wordt nog te zeer gemist, zo constateren de onderzoekers. Dat staat een effectieve uitvoering van afspraken uit het Klimaatakkoord op lokaal niveau in de weg.

Aanbevelingen in het rapport

  • Een meer zichtbare, faciliterende en ondersteunende rol van het rijk;
  • een eenduidige rekenmethodiek voor het vaststellen van CO2-uitstoot door mobiliteit en de doorrekening van maatregelen;
  • betere coördinatie van de stijgende vraag naar (groene) stroom die voortkomt uit RMP’s en de RES;
  • een koppeling tussen het BO-MIRT en verstedelijkingsopgaven;
  • kennisuitwisseling tussen de regiocoördinatoren;
  • de mogelijkheid om een koppeling te leggen tussen de RMP’s en het BO-MIRT (en/of Regiodeals) en thema’s die relevant zijn voor de regio’s, zoals gezondheid, knelpuntbestrijding en woningbouw, zodat de regio het RMP politiek relevant kan maken.

>   Download hier het onderzoeksrapport