Op 13 oktober tekenden Rijkswaterstaat en de waterschappen Amstel, Gooi en Vecht, De Stichtse Rijnlanden, Hollands Noorderkwartier en Rijnland een geactualiseerd waterakkoord voor het waterbeheer van het Amsterdam-Rijnkanaal en Noordzeekanaal.
Sinds 1992 is voor dit watersysteem, dat loopt van de Lek tot aan de Noordzee bij IJmuiden, een waterakkoord van kracht. De vorige actualisatie is in 2013 gedaan. Het waterakkoord bevat afspraken die betrekking hebben op de twee kanalen en op de uitwisselpunten met de regionale watersystemen.
Onderlinge afhankelijkheid
Voor het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaal is het akkoord een belangrijk instrument omdat de waterbeheerders in het gebied een grote onderlinge afhankelijkheid kennen. Het gebied, waar zoet en zout water elkaar treffen, kenmerkt zich door een combinatie van grote economische belangen en beperkte marges in het waterbeheer. Het peil mag niet te hoog of te laag komen. De kanalen brengen en ontvangen dagelijks veel water naar en van de omliggende gebieden. Dat water dient vele functies, zoals natuur, drinkwater, landbouw, industrie en scheepvaart. Daarom zijn gezamenlijke afspraken ten behoeve van doelmatig beheer belangrijk, stellen de vijf waterbeheerders.
Realtime data delen
In een tijd waarin we steeds vaker te maken hebben met extreem weer, legt het waterakkoord cruciale afspraken vast voor grensoverschrijdend waterbeheer. Zo verwijst het akkoord naar het gezamenlijke informatiescherm waar de vijf waterbeheerders realtime data delen. Bijvoorbeeld over een teveel aan regenwater dat wordt afgevoerd om te beschermen tegen overstromingen en wateroverlast. Of over het zoutgehalte van de kanalen ten tijde van droogte.