nieuwbouw in polders
Bouwen in polders, zoals hier in Westergouwe bij Gouda, staat al lang ter discussie (foto: Jac van Tuijn).

De Tweede Kamer wil snel meer duidelijkheid over de invulling van het beginsel ‘water en bodem sturend’ en een kader voor nieuwbouw in polders. Een GroenLinks-motie om een bouwstop in te voeren voor ‘niet harde’ nieuwbouwplannen in polders, werd echter verworpen. Maar een ChristenUnie-motie die vraagt om een risicoprofiel voor nieuwbouwlocaties, haalde wél een meerderheid.

Bij het halfjaarlijkse overleg van de Tweede Kamer met minister Mark Harbers (IenW) over alle actuele waterdossiers, ging de meeste aandacht uit naar het halen van de Kaderrichtlijn Water en de nadere invulling van het beginsel ‘water en bodem sturend’, zo schrijft WaterForum, het vaknieuwsplatform voor de watersector. Bij de behandeling van het dossier nieuwbouw in polders uitten meerdere Kamerleden hun zorgen. Een deel daarvan vreest dat alle bouwlocaties opnieuw heroverwogen gaan worden en de bouwopgave flinke vertraging oploopt. Andere Kamerleden zijn bezorgd over de toekomstige funderingsproblemen en wateroverlastkosten voor bewoners die op kwetsbare locaties een woning kopen.

Geen vertraging

Kamerlid Pieter Grinwis (ChristenUnie) riep minister Harbers op snel te komen met criteria, zodat kwetsbaar geachte locaties ook objectief getoetst kunnen worden. Zijn motie is aangenomen. GroenLinks-Kamerlid Laura Bromet ging dat niet ver genoeg en zij riep op tot een directe stop voor bouwprojecten in diepe polders die nog niet ‘hard’ zijn. Haar motie werd echter verworpen. De stemming maakte duidelijk dat de meerderheid achter het kabinetsbeleid staat om lopende nieuwbouwprojecten niet te vertragen.

Puzzelwerk voor provincies

Minister Harbers had eigenlijk direct al de angel uit het debat gehaald door aan te kondigen dat hij op 1 oktober komt met een nadere invulling van beginsel ‘water en bodem sturend’. Er komt dan ook een kader voor nieuwbouw op kwetsbare locaties aan de orde. Volgens Harbers is het de bedoeling dat provincies met dit kader aan de slag gaan en gaan puzzelen hoe dit past in hun gebiedsplannen. “Mijn taak zit in het aanbrengen van de samenhang en het opstellen van de criteria”, liet de minister de Kamer weten. Als voorbeeld gaf hij de vernatting van veenweidegebieden. “Dat betekent iets voor de waterbehoefte en vraagt dus om keuzes rond waterbeschikbaarheid. En het vraagt om een perspectief voor de landbouw.” Het landelijk kader gaat gelden voor de ruimtelijke ordening in het algemeen, maar ook voor het vinden van nieuwbouwlocaties en de uitvoering van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) met de stikstof- en waterkwaliteitsopgaven.