Het vakplatform Verkeerskunde heeft een zeer kritische analyse geplaatst van de gang van zaken rond de toelating van de Stint op de Nederlandse wegen in 2011. Het voertuig voldeed niet aan de Europese regelgeving, evenmin als de Segway. In ons land werd dat Europese regelkader overruled; dat kan door het subsidiariteitsbeginsel (regels mogelijk bij de burger worden genomen). Volgens Verkeerskunde hebben de instanties die dan op nationaal niveau borg moeten staan voor veiligheid niet gefunctioneerd.
Op 20 september 2018 kwam in Oss een Stint in botsing met een trein. Bij het drama kwamen vier jonge kinderen om het leven. Een vijfde kind en de begeleidster raakten zwaargewond. Onderzoek naar aanleiding van het fatale ongeval leidde tot de conclusie dat de Stint, waarvan bekend was dat hij niet voldeed aan de Europese veiligheidsregels, in de tot dan toe bestaande vorm niet toelaatbaar was op de Nederlandse weg. Het voertuig is nadien aangepast, zodat het onder de nieuwe benaming BSO-bus alsnog voldeed aan de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid, en aan de Europese standaard voor remvertraging: 4 m/s2, waar de ‘oude’ Stint een remvertraging had van slechts 2,5 m/s2.
Als het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de Stint niet ‘met een dubieuze juridische constructie’ toch had toegelaten op de weg, had de verbetering van het remsysteem al in 2011 moeten worden gerealiseerd, zo concludeert Verkeerskunde, en had de Stint weinig verschild van de huidige BSO-bus. ‘De minister heeft in 2011 bij de Stint een extreem goedkeuringstraject gevolgd – met ernstige gevolgen.’
Herhaling voorkomen
Het platform Verkeerskunde analyseert het politieke voortraject van de toelating. ‘Om herhaling te voorkomen, is een bezinning nodig waarom in 2011 niemand aan de bel trok. Waarom de betrokken instanties: RDW, SWOV en TNO dit hebben laten passeren.’ Het artikel, bedoeld als aanzet tot die bezinning, beschrijft het passeren van de gedetailleerde, zeer uitgebreide eisen die de EU heeft vastgelegd in de Bijlage 1 van de Richtlijn 2002/24/EG. In eerste instantie in 2008 voor een ander voertuig, de Segway, en vervolgens dus ook in 2011 voor de Stint.
Brussel omzeild
Een meerderheid in de Tweede Kamer zette in 2008 druk op de ketel door bij motie aan te dringen op een ontheffing die het gebruik van de Segway moest faciliteren, vooruitlopend op de noodzakelijke wetswijzingen. Dat is ook gebeurd.
Vervolgens is in 2010 in de Regeling Voertuigen een aparte paragraaf opgenomen (Hoofdstuk 5/Afdeling 6/§13): Zelf balancerende Bromfietsen. Deze paragraaf regelde de toelating tot de Nederlandse openbare weg, met zeer summiere veiligheidsregels.
Die eisen, primair opgesteld voor de kant en klare, geïmporteerde Segway, zijn voor de Stint nauwelijks uitgebreid. De minister (Melanie Schultz van Haegen) besloot de toelating van de Stint op dezelfde wijze te regelen als bij de Segway – dus buiten de, in de visie van de Tweede Kamer, veel te strenge EU-veiligheidsregels om. Zij verzocht de RDW na te gaan of de Stint voldeed aan de eisen van §13 van de Regeling Voertuigen, aan het beperkte regelkader dus. De RDW beantwoordde die vraag terecht bevestigend, maar heeft in haar toetsingsrapport niet gerept over het feit dat de remwegvertraging een stuk beneden de Europese norm lag. Ook in het toetsingsrapport rond de veiligheidseisen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) van november 2011 zijn hierover geen opmerkingen gemaakt. Terwijl op dat moment door experts wel werd ingezien dat die EU-norm van 4 m/s2 toch een noodzakelijke grens was; nog geen drie maanden na de toelating van de Stint is ook in de Nederlandse regelgeving die norm weer aangenomen. De toelating van de Stint werd echter niet ingetrokken.
Was de Stint volgens de Europese regels toegelaten, dan zou de RDW een monitorfunctie hebben gehad. Door de Europese veiligheidsregels buiten werking te stellen had niemand nog zo’n functie.
Na de ramp
Zeven jaar later, na het rampzalige ongeval in Oss, gaf de minister van I&W (inmiddels was dat Cora van Nieuwenhuizen) TNO de opdracht te onderzoeken welke verbeteringen de Stint nodig had om verantwoord de weg op te kunnen. De eerste aanbeveling was ‘dat het voertuig moest worden voorzien van een goedwerkend remsysteem op alle wielen dat wat betreft technische eisen tenminste voldoet aan de reguliere toelatingseisen voor dit type voertuig’. De TNO-rapportage ontbeert eveneens een verwijzing naar de Europese norm die zeven jaar daarvoor met opzet was omzeild.
Vraagtekens bij financiële afhankelijkheid
De analyse van Verkeerskunde merkt bij alle drie de onderzoekende instanties op dat ze in belangrijke mate afhankelijk zijn van financiering door het opdracht gevende ministerie. ‘De vooraanstaande Nederlandse instituten RDW, SWOV en TNO hebben door hun specifieke technische deskundigheid een bijzondere verantwoordelijkheid als zij betrokken worden bij de beoordeling van in Nederland nieuwe en onbekende voertuigen. Deze instituten werden betrokken bij de beoordeling van de Stint. Zij hebben de ingrijpende besluiten van de minister onterecht zonder enige kanttekening laten passeren. Daarmee hebben zij tenminste de indruk gewekt het belang van hun financiële relatie met de minister te stellen boven het maatschappelijke belang van veilig verkeer’ besluit de analyse.