Nederland raakt langzaamaan in een routine van aangepaste mobiliteit. En steeds meer mensen verwachten dat de uiteindelijke terugkeer naar normaal een ander ‘normaal’ zal zijn dan voorheen. Gedachten over een anderhalve-meter-economie krijgen vorm; en daarmee ook verwachtingen over thuiswerken en woon-werkverkeer in de toekomst. Als er minder plaats is in het ov, en op de weg wás het al behelpen, dan is het niet uitgesloten dat thuiswerk minstens voor een deel thuiswerk blijft. En dat reisgedrag aangepast wordt.

Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, een zelfstandig onderdeel van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, onderzocht de verwachtingen van een representatieve groep Nederlanders.
Zo’n 44 procent van de Nederlanders is door de crisis begonnen met thuiswerken of doet dat vaker dan vroeger. De ervaringen met thuiswerken zijn overwegend positief. Onderwijs op afstand ondervindt minder waardering.

Mobiliteitsgevolgen coronacrisis
Het gemiddeld aantal verplaatsingen is in de afgelopen crisismaand afgenomen van 8 naar 3,6 in drie dagen. De gemiddelde afstand die mensen aflegden, daalde van 94 naar 30 kilometer in drie dagen.
Als mensen op pad gaan, mijden ze het openbaar vervoer. Daarmee wordt gehoor gegeven aan oproepen om de beperkte ov-capaciteit te gunnen aan mensen met cruciale beroepen. 88 procent geeft de voorkeur aan de auto of de fiets.

Na de crisis
Een kwart van de mensen die meer zijn gaan thuiswerken en een derde van de mensen die vaker op afstand vergaderen, denken dat in de toekomst te blijven doen. Het overgrote deel van de bevolking denkt na de crisis wel weer gebruik te maken van hetzelfde vervoermiddel als voor de crisis. Zo’n 20 procent verwacht meer te gaan lopen en fietsen en 25 procent denkt minder te gaan vliegen.