De voortgang van de dijkversterking blijft achter bij het gemiddeld benodigde tempo. Jaarlijks moet gemiddeld 60 kilometer versterkt worden om in 2050 alle primaire keringen op norm te hebben. De realisatie blijft met gemiddeld 37 kilometer per jaar ver achter bij dit gemiddelde. Ook de planning van de versterking tot en met 2031 blijft achter.
Dat is te lezen in het Compendium voor de Leefomgeving, waarin het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Wageningen University & Research (WUR) feiten en cijfers ontsluiten over milieu, natuur en ruimte in Nederland.
Dijkversterkingsopgave
In 2050 moeten alle primaire waterkeringen voldoen aan de normen die sinds 1 januari 2017 van kracht zijn. Primaire keringen (duinen en dijken, en kunstwerken als gemalen en sluizen) beschermen het land tegen buitenwater uit de Noordzee, de Waddenzee, de grote rivieren en het IJssel- en Markermeer. Nederland heeft in totaal ongeveer 3500 kilometer primaire waterkering, opgesplitst in 237 normtrajecten.
Bij de ILT-beoordeling in 2023 bleek dat 38% van de normtrajecten aan de wettelijke norm voor 2050 voldoet. Dus 62% (bijna 2000 km) van de normtrajecten voldoet nog niet aan de aan die wettelijke norm. Daarvan is voor 26% verbetering urgent, aldus de ILT. Dat betreft vooral dijktrajecten in het rivierengebied:
Tempo blijft achter
Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) versterkt primaire waterkeringen waar dat noodzakelijk is. De prioritering van projecten gebeurt op basis van urgentie. Mede met het oog op de groeiende omvang van de versterkingsopgave moet jaarlijks gemiddeld 60 kilometer versterkt worden om in 2050 alle primaire keringen op norm te hebben. De realisatie blijft met gemiddeld 37 kilometer per jaar ver achter bij dit gemiddelde. Ook de planning van de versterking tot en met 2031 blijft achter, ondanks het hogere tempo van gemiddeld 52 kilometer per jaar.
Beoordeling waterveiligheid
De beheerders van waterkeringen moeten minstens iedere 12 jaar verslag uit te brengen over de staat van de primaire waterkeringen. Voor 2050 zijn er nog 2 beoordelingsrondes: in de periode van nu tot 2035 en van 2036 tot 2049. De wettelijke normen zijn voor elk apart normtraject bepaald in de Waterwet (2009; per 2024 opgenomen in de Omgevingswet). De normen zijn gebaseerd op de kans op overstromen én de gevolgen van een overstroming. Ze zijn als omgevingswaarde in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) vastgelegd.
Hoe meer de norm overschreden wordt, hoe urgenter de noodzaak om de waterkering aan te pakken. Het is noodzakelijk om maatregelen ter verbetering of versterking af te ronden voordat de kering zijn ondergrens (het minimale beschermingsniveau dat hij moet bieden) bereikt. Die ondergrens geeft immers aan dat de waterkering niet meer voldoet aan de maximaal toelaatbare overstromingskans of faalkans. Vóór de ondergrens ligt de zogeheten ‘signaleringswaarde’: als de kering die bereikt, is het zaak dat de beheerder start met de voorbereidingen voor verbeteringen.
De beleidskeuze om Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te hebben vloeit voort uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).